De beste genen van jezelf en je partner

1 oktober '15

Een Amerikaans bedrijf voorspelt op basis van het DNA van de ouders al voor de conceptie welke erfelijke eigenschappen de baby zal krijgen.

Door Lucas Brouwers, NRC.nl.

Digitale bevruchting
Woensdagochtend. Pling. Het DNA-profiel van mijn zoon verschijnt in mijn inbox. Ik bel meteen mijn vriendin. „Het is er!” Die avond zitten we op de bank, laptop op schoot. Samen openen we zijn rapport. Onze eerste vraag: hoe ziet hij er uit? Blauwe ogen en donker, krullend haar, lezen we. We kijken elkaar aan. Die donkere haarkleur snappen we wel, maar blauwe ogen? Zij heeft groene ogen, de mijne zijn donkerbruin.

De tweede vraag: is hij gezond? We scrollen naar beneden. Ernstige erfelijke afwijkingen heeft onze zoon niet, al blijkt hij wel drager van een mutatie voor een ijzerstapelingsziekte. Dat heeft hij van mij. En mocht hij oud worden, dan hij heeft een bovengemiddeld risico om dement te raken. Dat heeft hij van zijn moeder.

Het kind is nog niet geboren. Mijn vriendin is niet eens zwanger. Onze zoon bestaat alleen virtueel, op mijn computer. Zijn DNA-profiel is de uitkomst van een ‘digitale bevruchting’: een voor een zijn al onze genen naast elkaar gelegd en door elkaar gehusseld.

Virtueel nageslacht
Het bedrijf GenePeeks ontwikkelde en octrooieerde een methode om het DNA van twee personen digitaal te versmelten tot ‘virtueel nageslacht’. Hieruit kan GenePeeks afleiden welke fysieke eigenschappen mogelijke kinderen krijgen en welke aanleg zij zouden hebben voor verschillende ziekten, zonder dat er één eicel is bevrucht.

GenePeeks werkt samen met spermabanken. Wensmoeders kunnen hun eigen DNA laten combineren met dat van verschillende spermadonoren. GenePeeks rekent daarna voor iedere de kans op erfelijke aandoeningen uit. De vrouw of het stel met kinderwens krijgt een lijst terug, met bovenaan de spermadonoren die genetisch het best op de beoogde moeder aansluiten. Risicodonoren zijn er uitgewied. Kosten van zo’n gepersonaliseerde donorcatalogus: ongeveer 2.000 dollar (1.400 euro).

preconceptionele screening
In vakjargon heet wat GenePeeks doet ‘preconceptionele screening’: het risico op een handicap of erfelijke ziekte bij nageslacht onderzoeken, nog voordat de bevruchting heeft plaatsgevonden. Het is één van de eerste bedrijven die deze nieuwe vorm van diagnostiek commercieel gaat aanbieden.

„Innovaties zoals deze beschermen de families van onze klanten en verminderen het risico dat een kind zal lijden”, zegt Greg Moga, directeur van de Seattle Sperm Bank .

GenePeeks gaat alleen de aanleg voor ziekten van virtuele baby’s voorspellen. Aan persoonlijke eigenschappen zoals lengte en oogkleur waagt het bedrijf zich niet, bezweert de woordvoerder. Maar in het octrooi van GenePeeks is daar wel ruimte voor. Geen gek idee, zegt Martina Cornel, hoogleraar Community Genetics bij VUmc. „Stelletjes met een kinderwens kiezen nu meestal ook voor een spermadonor die het meest op zijn ‘sociale ouder’ lijkt, qua uiterlijk en afkomst. Dat roept later minder vragen op voor de ouders en voor het kind.”

Virtuele baby’s
GenePeeks kiest ervoor om de virtuele baby’s vooralsnog alleen op recessief overervende aandoeningen te screenen, zoals taaislijmziekte en sikkelcelanemie. Deze aandoeningen ontstaan als een kind van beide ouders een defecte genkopie erft. De ouders zijn dragers: ze hebben de ziekte zelf niet. Als twee dragers samen een kind krijgen, is de kans dat het twee foute kopieën erft (en dus ziek wordt) één op vier.

Risicovrije voortplanting bestaat niet.

          Guido de Wert, Biomedisch ethicus.

Drager zonder dat je het wist
Veel mensen zijn drager van een ziekmakende mutatie zonder dat ze dat weten. Ook spermadonoren. Het kan dus gebeuren dat een zaaddonor en wensmoeder allebei drager zijn van een mutatie in hetzelfde gen. Dat overkwam Anne Morriss, een van de oprichters van GenePeeks, zelf. Zij kreeg na inseminatie met donorzaad een kindje met een zeldzame stofwisselingsziekte. GenePeeks had de donor de zij en haar partner hadden uitgezocht er misschien van tevoren uit kunnen filteren.

Illusie van maakbaarheid
Guido de Wert, hoogleraar biomedische ethiek aan Maastricht University, heeft gemengde gevoelens bij het genetisch koppelen van wensouders aan donoren. „Testen als deze geven een illusie van maakbaarheid”. De Wert: „Maar risicovrije voortplanting bestaat niet. Je kunt de kans op een gehandicapt kind niet terugdringen tot nul.”

In Nederland
Commerciële spermabanken in de Verenigde Staten screenen hun donoren nu vaak al op dragerschap van vele aandoeningen, maar in Nederland is systematisch screenen van donorzaad taboe. Spermabanken onderzoeken wel de gezondheid van de donor zelf en de kwaliteit van zijn sperma, maar naar de genetische samenstelling van het zaad kijken ze niet. Alleen in een vragenlijst of een gesprek geeft de donor aan of een bepaalde aandoening in de familie zit. Pas als dat het geval is, kan een klinisch geneticus besluiten tot aanvullend onderzoek.

Ethisch verplichting
„Als je donoren gaat screenen, open je een doos van Pandora die beter gesloten kan blijven”, zegt klinisch chemicus Pim Janssens, hoofd van de spermabank van het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem. „Reken maar dat je een boel mutaties gaat vinden. Je bent ethisch verplicht om dat allemaal terug te rapporteren. Misschien heeft de donor zelf al kinderen of krijgt hij die nog. Als je mutaties vindt heeft dat repercussies, niet alleen voor hemzelf maar ook voor hen.”

GenePeeks omzeilt dat dilemma door het DNA van moeder en donor niet direct te interpreteren – het bedrijf kijkt alleen naar het DNA van het ‘virtuele kind’. Die werkwijze heeft GenePeeks afgekeken van joodse gentestbureaus. Onder Asjkenazische joden (van midden-Europese komaf) komt de ziekte van Tay-Sachs relatief veel voor. Dat is een aandoening waarbij zenuwcellen al een paar maanden na de geboorte beginnen met aftakelen. Orthodoxe rabbijnen of families laten het DNA van aanstaande Asjkenazische huwelijkspartners daarom op dragerschap voor Tay-Sachs onderzoeken. Deze bureaus onthullen niet of de geteste man en vrouw zelf drager zijn, uit angst voor stigmatisering, maar alleen of het koppel een ‘genetische match’ is of niet. Mocht dat niet het geval zijn, dan gaat het huwelijk niet door.

Moreel dilemma
Janssens is niet overtuigd. „Wat als het virtuele kind kans maakt op een recessieve erfelijke aandoening? Dan zijn beide ouders dus drager”, zegt hij. „Het morele dilemma blijft dan bestaan: je kiest ervoor om donoren en vrouwen niet te informeren over het gegeven dat zij drager van iets ernstigs zijn.”

Kinderwens
GenePeeks begint in de spermabank, maar de mogelijkheden van preconceptionele screening reiken veel verder. Álle stelletjes met een kinderwens kunnen daar in principe baat bij hebben.

In Nederland worden erfelijke aandoeningen bij het kind pas opgespoord met de hielprik, of – bij vrouwen met een verhoogd risico – tijdens te zwangerschap. Als de foetus tijdens de zwangerschap door een genetische afwijking gehandicapt blijkt heeft het koppel maar twee opties: de zwangerschap afbreken of uitdragen.

Bepaalt de wet of moeten (wens)ouders zelf kunnen kiezen?
Maar waarom zou je elk stel dat zwanger wil worden niet al vóór de bevruchting op ernstige genetische defecten onderzoeken?

Bio-ethicus Guido de Wert: „Dat preconceptionele screening nu commercieel aangeboden wordt, stelt de vraag op scherp: willen wij deze vorm van diagnostiek ook binnen de reguliere gezondheidszorg aanbieden? Preconceptionele screening geeft mensen met een hoog risico op het krijgen van een aangedaan kind meer tijd om na te denken over het aanvaarden of vermijden van de geboorte van een gehandicapt kind dan screening in de zwangerschap. Bovendien is de keuze dan niet beperkt tot ‘wel of geen abortus’.”

De Gezondheidsraad adviseerde in 2007 al om een grote pilot op te zetten om de haalbaarheid en effectiviteit van preconceptionele screening te onderzoeken, te beginnen met veelvoorkomende aandoeningen zoals taaislijmziekte en aangeboren bloedafwijkingen zoals sikkelcelanemie en thalassemie. Dat is tot nu toe niet gebeurd.

Volendam
Alleen in Volendam wordt, op kleine schaal, aan preconceptionele screening gedaan. Omdat de meeste Volendammers afstammen van zeven ‘oerfamilies’, komen vier genetische afwijkingen hier bovengemiddeld vaak voor. In alle gevallen overlijdt het kind vroeg of komt het met een ernstige handicap ter wereld. Van de 200 kinderen die ieder jaar in Volendam geboren worden, hebben er twee tot drie een van deze afwijkingen.

Klinisch geneticus Merel van Maarle van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam heeft in Volendam daarom een kinderwens-spreekuur opgezet. Na een gesprek en voorlichting wordt stelletjes met een kinderwens een genetische test aangeboden. Als man en vrouw allebei drager blijken van mutatie, hebben ze daarna drie opties. De eerste is om het risico te accepteren en om op natuurlijke wijze proberen een kind te krijgen. De tweede is preïmplantatie-diagnostiek. Daarbij worden eicellen in de reageerbuis bevrucht, en alleen embryo’s zonder de aandoening teruggeplaatst. De derde is om tijdens de zwangerschap prenataal onderzoek te doen, door middel van een vlokkentest of vruchtwaterpunctie. Mocht daaruit blijken dat de foetus een aandoening heeft, kan het paar tot abortus besluiten.

Van Maarle denkt, net als De Wert, dat het zinvol is om in de toekomst breder te gaan testen op dragerschap. „Commerciële bureaus bieden het nu al aan. Als Nederlandse gezondheidszorg hebben wij de taak om dat op een verantwoorde manier aan te bieden. Ouders willen steeds meer informatie, ook vóór de zwangerschap.”

Onbekende klinische gevolgen
Maar een verantwoord screeningspakket bedenken is niet eenvoudig. „Je moet je goed afvragen waar je mensen echt mee helpt”, zegt De Wert. „Alleen al in het gen voor taaislijmziekte zijn al meer dan 2.000 mutaties bekend. Van een groot deel weten we niet welke klinische gevolgen ze hebben. Screening kan alleen verantwoord zijn als je inzoomt op mutaties die er voor toekomstige ouders echt toe doen.”

„Niemand wil een kind dat de vier jaar niet haalt”, zegt Van Maarle. Maar hoe zit het met aandoeningen waar op zich goed mee te leven valt? Kleurenblindheid, doofheid? „Daarop screenen vindt ik kwalijk.”

Dát virtuele baby’s een rol in medische diagnostiek kunnen spelen is duidelijk. Maar hoe zit het met die andere markt, van verliefde stelletjes en nieuwsgierige koppels die even willen fantaseren over een mogelijk kindje?

DNA-dating
GenePeeks ziet die mogelijkheden ook. „Toegewijde stellen kunnen het profiel van hun virtuele kind gebruiken [..] om zich voor te bereiden op de unieke gaven en behoeften van hun kind”, staat bijvoorbeeld in hun octrooi. En even verderop valt te lezen dat „individuen een partner kunnen selecteren op basis van de gewenste en ongewenste kenmerken van het virtuele nageslacht”. DNA-dating dus.

Is dat onschuldig vertier? „Ik vraag me af of mensen dat onderscheid tussen geneeskunde en vermaak kunnen maken”, zegt Martina Cornel van VUmc. „De maatschappelijke risico’s zijn nu nog niet te overzien. Wat als iemand zijn partner verlaat, omdat het koppel zogenaamd geen prachtige kindjes zou krijgen?”